Informatie bij deze video:
Praten
Typerend voor kinderen met het Downsyndroom is dat het begrijpen relatief ver voorloopt op het praten. De ontwikkeling van het praten wordt bij hen vaak bemoeilijkt doordat zij auditief zwak zijn: ze hebben problemen met het gehoor (gehoorverlies) en met de auditieve verwerking van informatie. En dat remt hun verdere ontwikkeling, want slecht kunnen praten vormt een hindernis voor het denken. Door te praten, met anderen en in zichzelf, leren kinderen reflecteren op de wereld om hen heen en deze structureren en begrijpen.
Visualiseren
Door taal visueel, in de vorm van geschreven woorden, aan te bieden worden de auditieve beperkingen van kinderen met Downsyndroom omzeild. Er zijn daarom methoden ontwikkeld om het praten van Downkinderen te stimuleren door hen op jonge leeftijd te leren lezen.
Leespraat
Een in Nederland ontwikkelde methode is 'Leespraat'. Vergeleken met de gangbare leesmethoden stelt Leespraat minder eisen aan de auditieve vaardigheden. In plaats van te leren lezen via het spellen van woorden, zoals gebruikelijk is in groep 3 van de basisschool, leren Downkinderen met deze methode direct hele woorden ('globaalwoorden') herkennen.
Leerlijn
De methode 'Leespraat' kan worden toegepast bij kinderen met Downsyndroom vanaf twee jaar en vormt een doorgaande leerlijn vanaf de peuterleeftijd door alle schooljaren heen. De taal- en spraakontwikkeling staat daarbij voorop: 'leren lezen om te leren praten'.
Praktijk
Op de video is te zien hoe op basischool De Windroos in Wijk bij Duurstede de Leespraat-methode wordt toegepast bij Indy, een zesjarige jongen met het syndroom van Down. De video toont hoe het lezen gebruikt kan worden om de ontwikkeling van praten en auditieve vaardigheden te bevorderen en hoe Leespraat in de dagelijkse praktijk op een reguliere basisschool kan worden toegepast.
Onderzoeksvraag: Hoe reageren/omgaan met kinderen met syndroom van Down in het reguliere onderwijs? (Kleuteronderwijs?)
In het regulier onderwijs krijgt een kleuter met syndroom van Down extra begeleiding. De KO zorgt ervoor dat er aangepaste activiteiten zijn voor het kind. Zij zorgt ook voor wat extra begeleiding. Maar naast de KO zijn er ook andere personen die het kind bijstaan in het functioneren in de kleuterklassen. Je hebt bijvoorbeeld individuele/persoonlijke begeleiders, GON-begeleiders, logopedist,... in deze video begeleider van leespraat,
In deze video wordt vooral gewerkt rond het lezen en spreken. Ze werken van globaal naar analitisch en van visueel naar auditief.
Ze zorgen ervoor dat het kind eerst hele woorden leert (in een keer), daarna laat men het kind steeds beter kijken naar de woordjes (link leggen tussen het visuele en auditieve) DAN pas kijkt mijn naar de spelling. Maar de spelling is hier niet het belangrijkste!! Ze willen vooral dat het kind BEGRIJPT wat er gezegd wordt. Dit doen ze ook door heel wat op te schrijven wat er gezegd wordt.
Doordat ze ook zo werken, kan het kind ZICHZELF ook duidelijk kan maken. Dat is al heel wat voor zo'n kind.
Vb. van een aangepaste activiteit uit mijn stage:
Je hebt een verhaaltje voorgelezen aan de kleuters. Je hebt de verhaallijn uitgetekend in een 6-8 aantal prenten. Deze staan door elkaar. Je laat de kinderen de prenten uitknippen en op volgorde plaatsen zoals het verhaal ging. Deze worden dan aan elkaar geniet. Ze mogen de prenten dan nog inkleuren. Nu hebben ze zelf het verhaaltje.
Voor het kind met het syndroom van Down kan je het volgende doen:
Je helpt het kind bij het uitknippen van de prenten. De kniplijn is heel duidelijk en dik. Je houdt het papier vast en stuurt mee hoe het kind moet knippen.
Hierna kan je alle plaatjes neerleggen voor het kind. Hij kan nu alle plaatjes goed zien. Je toont het voorbeeldboekje aan de kleuter. Je vraagt bijvoorbeeld: Zoek mij deze prent eens. Je kan samen met d ekleuter d eprent nochmaals beschrijven. Zo kan je verder werken tot je ook bij hem het eindresultaat hebt.
De andere kleuters kunnen dit grotendeels zelfstandig. Je vraagt, voor de activiteit van start gaat, hoe het verhaaltje ging. Je laat ze aan het werk gaan. (hou ze wel af en toe in de gaten!) Als alle kleuters de prenten op volgorde geplaatst hebben, laat je de kleuters het evrhaal nog eens voorlezen ter controle van de volgorde. Je kan ook altijd een voorbeeldexemplaar ergens achter laten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten