Als bijkomende opdracht, moesten we het boek:
"Ander geloof: Naar een actief Pluralisme in Vlaanderen" lezen. Ik heb hieronder een korte samenvatting van ieder onderdeel neergeschreven en ik sluit af met een algemeen besluit.
Ik vond dit geen geaakkelijk hoofdstuk om te lezen. Ik hoop dat dit toch nog overzichtelijk is voor jullie.
Boekomschrijving:
Steven Stevaert, voorzitter van de SP.A. vroeg aan deskundigen, onder wie Rik Torfs, Mieke van Hecke, Rik Pinxten, Michel Magits, Bert Claerhout en Ludo Abicht, onder redactie van Staf Nimmegeers, Jan de Zutter en Hugo Vanheeswijck, naar hun visie over de toekomst van de interreligieuze samenleving. In dit boek pleiten de auteurs voor een actief pluralisme, waarbij de levensbeschouwelijke diversiteit maximaal en actief ondersteund wordt.
Hoofdstuk 1: De tolerantie voorbij door Steve Stevaert
'Ieder mens zegt wel eens iets onzinnigs. Ellendig is het alleen als hij er geleerd bij doet.' Een boutade uit 1588 van Michel de Montaigne, favoriete schrijver van Steve Stevaert.
Stevaert S. spreekt vooral over het ontstaan van nieuwe levensbeschouwingen in heel Europa.
In West-Europa bijvoorbeeld is de traditie gegroeid dat godsdienst en levensbeschouwing puur privé zijn. Die tijd is definitief voorbij: als de politiek zich niet met godsdienst wil bemoeien, dan doen de diverse godsdiensten dat wel. Dit komt door verschillende migratiestromen.
Stevaert wil graag een debat openen met de verschillende levensbeschouwingen zodat er conflicten van alle kanten kunnen vermeden worden. Het is de bedoeling dat men vertrouwen krijgt in onze samenleving.
Door dit debat te aanvaarden, kunnen we een samenleving opbouwen dat bestaat uit nieuwsgierigheid en verdraagzaamheid. We leren verschillende visies interpreteren, uitwisselen en, het voornaamste, ze verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld gaan over het leven, politiek/regering, onderwijs, enz. Het is de bedoeling dat mensen, weg van welk geloof ze ook maar hebben, kunnen samenleven in een maatschappij zonder enig wantrouwen of onbegrip.
Kortom, Stevaert pleit voor actief pluralisme en meer (politieke) aandacht voor geloof en levensbeschouwing. En de enige manier om hieraan te werken is dus het debat te openen.
En misschien is dit inderdaad eens snel nodig, aangezien het onderling begrijpen van verschillende standpunten en visies alleen maar de vorming van een regering en het beter vormen van een samenleving in de maatschappij (en onderwijs) ten goede kan komen.
Hoofdstuk 15: Katholiek onderwijs, dynamisch en pluriform door Mieke van Hecke (directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs of VSKO).
Inleiding:
Het VSKO wil samen met zijn diversiteit en verbondenheid nog meer ondersteuning bieden ter verbreding en verdieping van de vele initiatieven omtrent relaties tussen levensbeschouwelijke identiteit en onderwijs. Hiervoor zetten ze drie bakens uit waaronder:
1) principiële erkenning en positieve appreciatie
2) emancipatorische en kritische functie van het identiteitsbegrip
3) impulsen voor een dynamisch, relationeel en pluriform identiteitsconcept
Individualisering en pluralisering versterken het menselijke verlangen naar authenticiteit
Het belangrijkste in dit onderdeel is dat de hedendaagse cultuur een cultuur is waarin het verlangen naar authenticiteit centraal staat. Mensen balanceren op de grens tussen anonimiteit en communicatie. De grens tussen eenzaamheid en samenzijn, tussen individualiteit en verbondenheid. Deze grens krijgt een nieuwe dimensie. Enerzijds wil de mens uitdrukken wat hem drijft, maar anderzijds is hij bevreesd te zullen inboeten op het verlangen van authenticiteit. Wij willen graag dat onze idealen, dromen en verwachtingen ooit gerealiseerd worden. Wij moeten in een bepaalde situatie keuzes maken, onzelf positioneren en dat is niet altijd even gemakkelijk. Daarom zoekt men ook meestal raad bij anderen. (vb. wie kan mij raad geven op mijn levensvragen over de toekomst). Maar het antwoord is dat mensen in hun eigen zoektocht naar authenticiteit aan zichzelf overgelaten worden. We moeten het zelf maar uitzoeken. Mensen willen vooral gerespecteerd worden om datgene wat hen verschillend van elkaar maakt en niet tot elkanders gelijken maakt.
Cultuur van authenticiteit en expressie als unieke ruimte voor het spreken over een hedendaags religieus levensgevoel
Hier wordt vooral omschreven wat voor impact het menselijke verlangen heeft naar authenticiteit op religie en zingeving. Bij ons is er vooral een link naar de Kerk of een andere levensbeschouwing waarin men verkeert. De meerderheid van de Vlamingen groeide op in een katholieke school. De minderheid hield zich meer bezig met de protestantse onderwijspatronen. Maar de laatste tijd is daar een vrije keus over. We spreken sindsdien over een multiculturele samenleving. Dit leidde naar een soort van raamwerk voor geloof dat niet meer centraal staat wanneer de mens zijn levensontwerp realiseert. M.a.w. er is meer dan alleen de geloofsovertuiging van de Kerk en de Christelijke geloofstraditie.
Vier uitingsvormen van het verlangen naar authenticiteit.
In dit onderdeel wordt er gezegd dat de evolutie naar een cultuur van authenticiteit niet gepaard gaat met de afname van religie. Hier denkt men vooral dat de sociale omgeving en structuren een grote invloed hebben. Want wanneer het vertrouwen in tradities wegvalt, heeft dat consequenties voor het individu:
1) verandering in de aard van het morele handelen ontdekken (dwz dat het handelen niet meer voorgeschreven wordt volgens tradities)
2) bij het individu kunnen we vaststellen dat er een veranderde attitude is tegenover het verleden
3) reflexieve twijfel, hij twijfelt aan zichzelf
4) biografisering, de mens bekijkt en beschrijft de werkelijkheid in termen van zijn levensloop. Dit gebeurd bv door muziek: schrijven van liedjes.
De menselijke ervaring van het fragment.
In de context van onderwijs en vorming overheerste er een lange tijd het idee dat indentiteit een geheel was. Jongeren doorliepen alle niveaus van het onderwijs en wanneer ze aan het einde waren gekomen, waren ze volwassen. Dit is o.a. te vinden in de ontwikkelingspsychologie en in zijn fasen en theorieën/modellen.
Volgens het onderwijs en vorming wordt er geen rekening gehouden met de levensloop van de mens. Het leren gebeurde volgens bepaalde modellen waarin er van ervaringsgericht leren geen sprake was. Het ideaal was kennisoverdracht.
Onderwijs had tot doel een zo volledig mogelijke, bestaande uit een voltooide en geïntegreerde identiteit, persoon te construeren.
Hier vertrekt men ook uit de verlangens van de mens. Als een mens zijn verlangens, dromen en idealen niet in vervulling kan brengen, voelt hij zich niet compleet. Een fragment is een toestand die nog niet is gerealiseerd en die het menselijk begrip en vermogen te boven gaat. In dit geval, het onvoltooide.
Het fragment toont ook dat de mens een wezenlijk verlangen heeft waardoor we ook het besef hebben dat we als mens kwetsbaar zijn. Het drukt een verlangen uit naar heelheid.
Vanuit een bepaalde visie op pluraliteit als volstrekte neutraliteit is dergelijke zelfoverstijging uitgesloten. Zelfoverstijging is pas mogelijk wanneer de mens zich niet in zichzelf opsluit, maar net uit is op toekomst en zichzelf als "fragment" ervaart.
Identiteitsvorming wil net een perspectief bieden om het leven als "fragment" te leven en te ordenen. De complexiteit van het dagelijkse leven, het steeds wisselende en de vaak ook onverwachte opeenvolging van tegengestelde ervaringen hebben nooit het laatste woord. De grond voor dit idee vinden we in de kern van het Christendom zelf, namelijk in de figuur van de levende Jezus, die als de exemplarische mens bij uitstek geldt.
Hoe geef je als katholieke school vorm aan een rationeel en pluriform katholicisme?
Katholieke scholen gaan uit van de erkenning en de waardering van de pluraliteit van levensverhalen. Het pedagogisch project katholiek onderwijs erkent de autonomie van het opgroeiend kind. Dit betekent niet dat onderwijs en vorming neutraal hoeft te zijn. Godsdiensten en levensbeschouwingen hoeven niet af te zien van pedagogische implicaties, eigen aan het pedagogische project, die verder reiken dan de eigen religieuze identiteitsvorming.
Vanuit een welbegrepen mens- en godsbeeld kan een halt worden toegeroepen aan een bepaalde pedagogische school die onderwijs en vorming als louter rationeel en technisch beschouwt. In hun onderlinge samenwerking voorkomen pedagogen en theologen dat levensbeschouwing en onderwijs ten opzichte van elkaar als vreemden zijn.
Hernieuwde aandacht voor de relatie tussen religie en onderwijs.
Op het eerste gezicht verbaast het allicht dat de relatie tussen religie en onderwijs ook institutionele consequenties heeft. Godsdienst is niet alleen een element van organisatie. Ze heeft ook een invloed op en is medebepalend voor het ethos van de school. Doorwerking van het Christendom blijft wel bijzondere aandacht krijgen in de school, ongeacht de leerlingenpopulatie (die is heel verscheiden).
In de moderniteit zijn beide (levensbeschouwing en onderwijs, religie en pedagogie) van elkaar losgekomen en hebben ze elk hun eigen parcours gereden. Maar meer en meer treedt de vraag naar een relatie tussen pedagogie en religie (tussen levensbeschouwing en onderwijs) opnieuw naar voren. De evolutie naar een multiculturele samenleving is hier niet vreemd aan.
Er zijn 4 belangrijke vragen die steeds terugkeren in het proces van identiteitsvorming: zinvraag, vraag naar rechtvaardigheid, vraag naar mezelf en de vraag naar identiteit.
De kern van de relatie tussen de levensbeschouwelijke input en pedagogische output van onderwijs draait rond de centrale vraag welk mens- en godsbeeld welk pedagogisch project draagt.
Investeren in de normatieve professionaliteit van de leerkracht.
De wijze waarop leerkrachten en docenten reflecteren op het eigen handelen speelt ook een belangrijke rol. In het bijzonder gaat de aandacht naar de context waarin dat handelen gebeurt. (vb. individuele waardeoriëntaties)
Men merkt dat de leerkracht niet alleen een professional is. Hij is bovendien ook een normatieve professional. Elke docent wordt uitgedaagd om de principes en inhouden die hij in het onderwijs binnenbrengt te verhelderen aan jongeren. En dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Wat maakt een leerkracht dan een goede leerkracht? Het behoort allemaal tot de professionaliteit van de leerkracht dat hij verder gaat dan het louter aanreiken van een koel orthodox begrippenkader.
De leerkracht is ook een bezieler, wegwijzer. Hij is voor jongeren een vorm van biografisch adviseur. We leven vandaag in een samenleving die niet alleen marktgericht is, maar tevens ook gericht op concultancy. Voor elk probleem dat men zich stelt, kunnen mensen wel ergens terecht bij een psycholoog of een therapeut. Van leerkrachten wordt verwacht dat ze uitblinken in datgene waar ze goed in zijn: onderwijs en vorming van jongeren en jongvolwassenen.
Algemeen besluit toegepast op het onderwerp syndroom van Down:
Dynamisch:
De school is een gemeenschap die veronderstelt in gesprek te gaan tussen leden van de school en van haar omgeving. Vb: Als een kind met SD naar regulier onderwijs gaat, is het de bedoeling dat er contacten gelegd wordt met zorgverstrekkende, individuele begeleiders vanuit de school of extern, maar ook met de ouders en eventueel artsen. Het is ook belangrijk dat de school openstaat voor het "anders" zijn van sommige (toekomstige) leerlingen. Dat men zich niet terugkeert als een kind met syndroom van Down er school wilt lopen. Het kind ontwikkelt zich meer en ook zijn identiteit krijgt meer vorm tijdens het volgen van school (regulier of buitengewoon onderwijs).
Rationeel:
De identiteit van het kind gaat meer tot ontwikkeling komen doordat er verhalen worden uitgewisseld (vb. andere "gezonde" kinderen leren meer over het kind met Down, doordat er zo iemand in hun klas zit, er komt een spreker iets vertellen rond het Downsyndroom, enz..) Ook leerkrachten leren hier veel uit. Zij leren een andere manier van omgaan aan, ze beïnvloeden ook het hele schoolgebeuren van het kind.
Pluriform:
Kinderen leren veel door met elkaar in gesprek te gaan. Ze praten over bepaalde uitstapjes, hobbies, ... over hun eigen geloof, cultuur, hun eigen tijdsgebeuren. Ook heeft een kind met syndroom van Down een andere wereld. Men leert omgaan met dit kind, zich empathisch opstellen, de leefwereld van het kind wordt verrijkt en ook onderzocht, men leert die leefwereld kennen. Het geloof is net zoals bij elk ander kind afhaneklijk van persoon tot persoon. Zoals in voorgaande berichten (reportage Jambers) kon je zien of men al dan niet gelooft in Sinterklaas.
Mensen met het Downsyndroom hechten veel belang aan kleine dingen in het leven, waardoor zij ook meer waarde en zin in het leven kennen/voelen. Indien men zijn eigen syndroom accepteert.
Om een indentiteit meer tot stand te brengen, moet men ook leren leven met een aantal "gebreken". Een handicap is niet altijd een handicap. Dat is afhankelijk hoe je ermee omgaat en ermee leert leven. Door acceptatie kan een handicap veranderen in een beperking. En als je dat kan, dan maak je het leven net iets aangenamer!