dinsdag 30 augustus 2011

Gedicht: "Mijn syndroom is Down"

Als laatste zou ik willen eindigen met een gedicht van Roderick Prins.
Hij heeft het Downsyndroom. Een aangrijpend en mooi gedicht!


Gedicht: "Mijn syndroom is Down"
(voorgedragen door Jette van der Meij in de show van Paul de Leeuw)

Ik had een droom,
Ik wilde studeren,
studeren en autorijden,
net als alle andere studenten,
maar ja, ik ben anders,
mijn syndroom is echt down.

ik wist niet wat ik hoorde,
ik had het net gelezen,
ik had tranen in mijn ogen,
mijn syndroom is echt down.

Ah, shut up, shut up!
ik weet het nu,
ik heb geaccepteerd,
dat ik een gehandicapte vent ben,
en….

Ik had dus een droom,
Ik wilde studeren,
Voor mijn bloedeigen vader,
En… autorijden,
Net als alle andere studenten,
Maar ik ben anders,
Mijn syndroom is echt…. Down.

Logboek

In dit logboek heb ik bijgehouden hoe ik te werk ben gegaan. Hier kan je zien hoe mijn blog tot stand is gekomen.

Logboek

Lezersbrief aan Klasse

Beste collega’s,


Steeds meer kinderen met Down worden geboren. Dit komt ofwel doordat de ouders het niet op voorhand wisten dat hun ongeboren kind Down had, of dat ze er bewust voor kiezen om het kind te houden. Toch vraagt dit meer energie dan wij allen denken. Het is en blijft zwaar qua acceptatie. Hoe gaan ouders hiermee om? Hoe verwerken ze zoiets? Waarom krijgen kinderen Down? Zoveel vragen spelen parten.

Wat als mijn kind nu 2,5 - 3j is? Gaat zij/hij naar de gewone kleuterklas of naar het buitengewoon onderwijs? Wat is het verschil? Wil die school mijn kind wel onderwijs bieden?
Sommige scholen staan hier negatief tegenover, en niet alleen de leerkrachten maar ook ouders met “gezonde, normale” kinderen. Hoewel deze kinderen veel kunnen leren van het kind met Down, en omgekeerd. Kinderen leren heel veel van elkaar, maar ook wij leren veel van hen.
Daarom is het ook belangrijk dat wij onze kennis verruimen. Bijscholing en stages lopen, en andere instellingen dan alleen maar het regulier onderwijs kunnen hierbij helpen.
Iedere school heeft zijn eigen voor- en nadelen. Het is aan de ouders om zelf een beslissing te maken. Het is aan te raden een deskundige hierover aan te spreken.

Indien het kind naar het regulier onderwijs gaat, hoe kan het geholpen worden om toch mee te draaien? Er zijn personen die aangesteld kunnen worden als individuele begeleider, GON-begeleiders, logopedisten,... die naast de KO meehelpen in het klasgebeuren. Een individuele begeleider neemt bijvoorbeeld het kind met Down bij zich en werkt rond taal, terwijl de andere kinderen de opdrachttaakjes doen van de KO. Het enige probleem dat zich nu voordoet zijn het aantal zorguren. De kleuterklassen worden alsmaar groter en groter. Wat meer energie en organisatie vraagt van de KO en bijna tot het onmogelijke leidt.

Is het syndroom van Down een straf van God? NEEN! Het syndroom van Down is een aangeboren afwijking die gepaard gaat met een verstandelijke beperking, typerende uitwendige kenmerken en bepaalde medische problemen. Dus je kan er als ouder helemaal niets aan doen. Toch is en blijft dit moeilijk.

Wat ik tijdens mijn onderzoek veel gemerkt heb en wat ik zo mooi vind, is dat deze mensen, met het Downsyndroom, niet leven in het verleden maar in het HEDEN. Zij hechten zoveel belang aan die kleine dingetjes die wij als “normale” mensen voorbij lopen. Wij vergeten dat soms. Wat eigenlijk heel jammer is. Ik kan dus best zeggen dat deze “speciale” mensen meer genieten van het leven. Ze hebben ook dromen, zoals “huisje tuintje boompje”.

Dat brengt mij op de volgende vraag: in hoeverre kunnen we ze dit toelaten? Zijn mensen met het Downsyndroom wel toegestaan om kinderen te krijgen? Ik kan best begrijpen dat mensen zeggen "neen, dat is niet slim". Ze hebben zelf al veel begeleiding nodig, laat staan met een kind erbij. Maar waarom zouden deze mensen het geluk niet mogen kennen? In principe moete wij kunnen zeggen: "Waarom niet?"... Deze vraag blijft een open debat.

Wat moeten wij eigenlijk doen? Dat is vooral deze mensen accepteren in de maatschappij en hen ook de kans geven op ontwikkelen. Zij zijn ook maar mensen. Mensen met een beperking, maar nog steeds mensen. En als KO hebben wij sowieso één hoofddoel voor ieder kind in onze klassen: het kind dichter bij de wereld brengen, en de wereld dichter bij het kind!


De Beul Katjuscha
Studente leerkracht in het kleuteronderwijs aan de KHLeuven



donderdag 25 augustus 2011

Geschikt speelgoed voor een pasgeborene met Down

Speelgoed en cadeautips

Een cadeautje voor een klein baby’tje met Downsyndroom hoeft in essentie niet iets echt anders te zijn dan voor een andere baby. Wel moet er rekening worden gehouden met de specifieke eigenschappen van een baby met Downsyndroom.
Het speeltje, bijvoorbeeld een rammelaar, moet klein zijn (de handjes van de baby met Downsyndroom zijn relatief klein!) en licht (de spierkracht is minder!) en zo mogelijk aan alle zintuigen appelleren, met felle kleurtjes en een aangenaam geluidje maken bij het bewegen (maar vooral ook niet te luid omdat de baby met Downsyndroom ook nogal eens neigt naar overgevoeligheid voor harde geluiden).
Al die punten bij elkaar maken een hedendaags plastic speeltje voor de baby in kwestie vaak geschikter dan een ‘klassiek’ ambachtelijk vervaardigd houten prachtstuk. En bovenal, net als bij een andere baby: veiligheid voorop. Een knuffel met grote, goed bevestigde ogen, etc.

Mocht u zich afvragen; Waar is mijn kind nu het meest aan toe of mee gediend, dan kunt u heel veel goede cadeau ideeën halen uit het early intervention boek ‘Kleine Stapjes’. (hier is verder onderzoek op gedaan: Duits onderzoek: "kleine stapjes" maakt ouders zekerder)
Bij veel aan te leren ‘stapjes’, taakjes, vaardigheden, worden ‘benodigde materialen’ genoemd. Dat kunnen heel voor de hand liggende zaken zijn zoals een blokkendoos, duplo, in stop puzzel, en boekjes. Vaak staat daar ook gespecificeerd bij dat het een bepaalde kleur of vorm moet hebben bijvoorbeeld; een rood autootje, een plastic of kartonnen boekje, een blokje dat precies in het handje past.

Het is ook verstandig eens te gaan kijken in een spelotheek. Daar heeft men veel keuze in verantwoord speelgoed. Het moet leerzaam zijn en motorisch hanteerbaar. Dat betekend in de praktijk niet te priegelig, en ook niet te groot en te zwaar. In zo’n spelotheek kunt u gericht zoeken naar dat waar uw kind nu op zit te wachten. U kunt het speelgoed voor een bepaalde periode lenen (net als in de biblotheek) dan weet u meteen of het geschikt is voor uw kind. Vaak vindt u er ook aangepaste scharen, die uit zichzelf weer open gaan, of met vier knipogen zodat u uw kind kan helpen met knippen. In zo’n spelotheek kunt u met uw ‘ taakanalyse’ of ‘kleine stapjes’ bril op kijken.

Welk speelgoed gebruik ik als tussen stappen.
Bijvoorbeeld; instop puzzels; u biedt eerst een puzzel aan met veel ronde cirkels en vierkanten en driehoeken, met grote knoppen. De cirkels passen in alle standen en de vierkanten en driehoeken in twee standen. Als dat goed gaat komen de andere vormenpuzzels aan bod, eerst de grote en dan de kleinere met kleinere knopjes.

Na de blokkendoos kunt u overstappen op een doos met gekleurde blokken en daarna op duplo, dit kan soms een te grote stap zijn. Er zijn veel duplo-achtige pasvormen die veel groter zijn en daardoor makkelijker te hanteren ook die vindt u in een spelotheek. Ook lottino’s met kaarten met heel eenduidige eenvoudige plaatjes van bijvoorbeeld Dick Bruna, tot heel moeilijke die een groot abstractie vermogen eisen van uw kind. Is een volgende stap kralen rijgen? Dan is natuurlijk de spil met gekleurde ringen de eerste stap, houdt u de spil horizontaal en laat uw kind de gekleurde ringen er aan "rijgen".

Dan volgt er een tussenstap uit privé bezit.
De houten pollepel met een lange steel waar uw kind servetringen of houten gordijn ringen omheen schuift. Daarna kunt u gebruik maken van een plastic gordijnveer waar garen klosjes op geschoven kunnen worden. Dan volgt de dikke waslijn met grote kralen. Dan de dunnere draad met kleinere, houten kralen.

Tegen die tijd vindt u voorbeelden in de gewone speelgoedwinkel, maar de spelotheek heeft weer veel materialen die lijken op wat er net beschreven is. Van kralen rijgen is het maar een kleine stap naar borduren, ofwel met een gekleurde veter door een plastic gaaswerk rijgen.


Wat leer ik hieruit?


Doordat de kinderen met Down anders ontwikkeld zijn, moet men daarom aangepast(er) speelgoed aan het kind toereiken.
Ik heb ook iets heel interessants gevonden rond Downsyndroom poppen. Dit lijkt mij heel leuk om te gebruiken in een kleuterklas. Je kan de kinderen via poppenspel meer aanleren rond het sociale aspect (van een kind met Down) in de samenleving. Het kind van Down kan zich hier ook direct in plaatsen (empathie)



Verplichte literatuur: Weblogs/sites

Obama en geloof


Obama zegt: ’Democratie vraagt dat religieus gemotiveerde mensen hun bekommernissen vertalen in universele waarden, eerder dan in godsdienstige waarden. Democratie vraagt dat hun voorstellen kunnen beargumenteerd worden en in redelijke categorieën worden geformuleerd. Ik kan om religieuze redenen tegen abortus zijn, maar als ik een wet wil verdedigen die abortus verbiedt, kan ik niet alleen verwijzen naar de leer van mijn Kerk of naar de wil van God. Ik zal moeten uitleggen waarom abortus bepaalde principes schendt van diegenen die een ander geloof hebben, of diegenen die helemaal geen geloof hebben’.

Hij stelt daarbij centraal: gelijkheid, vergevingsgezindheid, naastenliefde.

Wat heeft Obama nu te maken met mijn onderwerp?
Wel als we eerst eens kijken naar ons politiek landschap, zien we dat elke partij streeft naar gelijke kansen in het onderwijs. Ze willen dat ieder kind school kan lopen, ongeacht zijn religie, geloof of beperkingen. Ieder kind heeft recht op onderwijs. Daar streeft ook Obama naar. Het is belangrijk dat er meer en meer integratie gestimuleerd wordt voor kinderen met een beperking in het regulier onderwijs (in het mogelijke natuurlijk). Obama wil ook dat voor de mindergestelde personen (waaronder de kinderen met syndroom van Down) gelijke kansen in het onderwijs bestaat. Hoever zijn visie rond de integratie van Downkinderen is, is nog een vraagteken. Maar Obama is een man met vele visies die voor iedereen iets kan opbrengen in de maatschappij. Het is belangrijk dat deze ideeën, projecten, visies ondersteund en aangemoedigd worden. Hoe meer steun, hoe meer mensen geholpen kunnen worden.


Politieke partijen en standpunten over religie en levensbeschouwing

Alle politieke partijen streven naar gelijke kansen in het onderwijs. En dat liefst zo kosteloos mogelijk. Ze willen iedereen de kans geven om naar school te gaan.
Dit is heel goed voor kinderen met Down. Zo krijgt ook dit kind de kans om regulier onderwijs te volgen. Het zo kosteloos maken is heel handig voor de extra zorgen die dit kind nodig heeft. Iemand met Down heeft meer begeleiding en zorg nodig dan een "gezond" kind. De Vlaamse partijen streven dan ook naar het verhogen van studietoelagen en het verlagen van inschrijvingsgeld.
Het baart me wel eens zorgen dat 'ieder kind een individuele begeleider nodig heeft'. Dit is niet haalbaar. Ieder kind heeft zijn/haar eigen werkpunten/problematiek. Dit vergt veel zorguren, en juist deze zijn er nu al te weinig. Hoewel voor een kind met syndroom van Down dit handig zou zijn, heeft dit kind ook vrijheid nodig, en moet het leren leven en zijn plan trekken tussen de anderen, zonder steeds die begeleiding te hebben. Op die manier gaat het ook meer mee kunnen functioneren in onze maatschappij. Onze partijen willen wel gelijke kansen geven naar de toekomst toe. Ze sluiten geen kinderen uit, en willen graag ieder kind de kans geven tot kennisoverdracht, het lopen van onderwijs, een toekomst uitstippelen en bouwen. Wat weer een mooie kans is voor iemand met Down.
Ik lees wel vooral doelstellingen over het TSO en ASO. Er wordt weinig gesproken over het buitengewoon onderwijs. Bij Spirit bv. komt dit mooi aan bod. Als het kind geen regulier onderwijs kan volgen, moet er een mogelijkheid zijn dat het kind kan overstappen naar buitengewoon onderwijs. Wat inderdaad van toepassing is. Ze willen ook dat het financiële aspect aangepast wordt. Dit is weer handig voor de ouders met een kind met syndroom van Down. Ik kan mij best voorstellen dat zij meer financiele bijdragen moeten leveren aan hun kind qua begeleiding e.d. Wat mooi is, is dat zowel Spirit als andere partijen streven naar het stimuleren van integratie in het onderwijs. Het is niet omdat je een kind met Down hebt dat je deze rechtstreeks naar het buitengewoon onderwijs moet sturen. Zoals elke partij vermeldt:
"Niet ieder kind is hetzelfde, elk kind heeft zijn talenten en zijn keuzes!"
en daar hoort veel rekening mee gehouden te worden.

Wat ik nog heel belangrijk vind, is het bijscholen en het uitbreiden van stages voor studenten in de lerarenopleiding. Iedere partij wil graag dat er een variatie is in stages. Dit niet alleen qua leeftijden, maar ook qua doelgroepen. Vb. regulier onderwijs, buitengewoon onderwijs, buitenschoolse activiteitencentra, enz. Er is een grote waaier aan kennis en praktische ervaringen die wij als studenten kunnen opdoen. Zeker naar later toe is dit handig. Je kan altijd in je klasje een kind met Down hebben. Je hebt dan een basisrugzak hoe je je als KO moet opstellen.

woensdag 24 augustus 2011

Verplichte literatuur: Ander geloof

Als bijkomende opdracht, moesten we het boek:
"Ander geloof: Naar een actief Pluralisme in Vlaanderen"
lezen. Ik heb hieronder een korte samenvatting van ieder onderdeel neergeschreven en ik sluit af met een algemeen besluit.
Ik vond dit geen geaakkelijk hoofdstuk om te lezen. Ik hoop dat dit toch nog overzichtelijk is voor jullie.

Boekomschrijving:

Steven Stevaert, voorzitter van de SP.A. vroeg aan deskundigen, onder wie Rik Torfs, Mieke van Hecke, Rik Pinxten, Michel Magits, Bert Claerhout en Ludo Abicht, onder redactie van Staf Nimmegeers, Jan de Zutter en Hugo Vanheeswijck, naar hun visie over de toekomst van de interreligieuze samenleving. In dit boek pleiten de auteurs voor een actief pluralisme, waarbij de levensbeschouwelijke diversiteit maximaal en actief ondersteund wordt.

Hoofdstuk 1: De tolerantie voorbij door Steve Stevaert
'Ieder mens zegt wel eens iets onzinnigs. Ellendig is het alleen als hij er geleerd bij doet.' Een boutade uit 1588 van Michel de Montaigne, favoriete schrijver van Steve Stevaert.

Stevaert S. spreekt vooral over het ontstaan van nieuwe levensbeschouwingen in heel Europa.
In West-Europa bijvoorbeeld is de traditie gegroeid dat godsdienst en levensbeschouwing puur privé zijn. Die tijd is definitief voorbij: als de politiek zich niet met godsdienst wil bemoeien, dan doen de diverse godsdiensten dat wel. Dit komt door verschillende migratiestromen.
Stevaert wil graag een debat openen met de verschillende levensbeschouwingen zodat er conflicten van alle kanten kunnen vermeden worden. Het is de bedoeling dat men vertrouwen krijgt in onze samenleving.
Door dit debat te aanvaarden, kunnen we een samenleving opbouwen dat bestaat uit nieuwsgierigheid en verdraagzaamheid. We leren verschillende visies interpreteren, uitwisselen en, het voornaamste, ze verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld gaan over het leven, politiek/regering, onderwijs, enz. Het is de bedoeling dat mensen, weg van welk geloof ze ook maar hebben, kunnen samenleven in een maatschappij zonder enig wantrouwen of onbegrip.
Kortom, Stevaert pleit voor actief pluralisme en meer (politieke) aandacht voor geloof en levensbeschouwing. En de enige manier om hieraan te werken is dus het debat te openen.

En misschien is dit inderdaad eens snel nodig, aangezien het onderling begrijpen van verschillende standpunten en visies alleen maar de vorming van een regering en het beter vormen van een samenleving in de maatschappij (en onderwijs) ten goede kan komen.


Hoofdstuk 15: Katholiek onderwijs, dynamisch en pluriform door Mieke van Hecke (directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs of VSKO).

Inleiding:
Het VSKO wil samen met zijn diversiteit en verbondenheid nog meer ondersteuning bieden ter verbreding en verdieping van de vele initiatieven omtrent relaties tussen levensbeschouwelijke identiteit en onderwijs. Hiervoor zetten ze drie bakens uit waaronder:
1) principiële erkenning en positieve appreciatie
2) emancipatorische en kritische functie van het identiteitsbegrip
3) impulsen voor een dynamisch, relationeel en pluriform identiteitsconcept

Individualisering en pluralisering versterken het menselijke verlangen naar authenticiteit
Het belangrijkste in dit onderdeel is dat de hedendaagse cultuur een cultuur is waarin het verlangen naar authenticiteit centraal staat. Mensen balanceren op de grens tussen anonimiteit en communicatie. De grens tussen eenzaamheid en samenzijn, tussen individualiteit en verbondenheid. Deze grens krijgt een nieuwe dimensie. Enerzijds wil de mens uitdrukken wat hem drijft, maar anderzijds is hij bevreesd te zullen inboeten op het verlangen van authenticiteit. Wij willen graag dat onze idealen, dromen en verwachtingen ooit gerealiseerd worden. Wij moeten in een bepaalde situatie keuzes maken, onzelf positioneren en dat is niet altijd even gemakkelijk. Daarom zoekt men ook meestal raad bij anderen. (vb. wie kan mij raad geven op mijn levensvragen over de toekomst). Maar het antwoord is dat mensen in hun eigen zoektocht naar authenticiteit aan zichzelf overgelaten worden. We moeten het zelf maar uitzoeken. Mensen willen vooral gerespecteerd worden om datgene wat hen verschillend van elkaar maakt en niet tot elkanders gelijken maakt.

Cultuur van authenticiteit en expressie als unieke ruimte voor het spreken over een hedendaags religieus levensgevoel
Hier wordt vooral omschreven wat voor impact het menselijke verlangen heeft naar authenticiteit op religie en zingeving. Bij ons is er vooral een link naar de Kerk of een andere levensbeschouwing waarin men verkeert. De meerderheid van de Vlamingen groeide op in een katholieke school. De minderheid hield zich meer bezig met de protestantse onderwijspatronen. Maar de laatste tijd is daar een vrije keus over. We spreken sindsdien over een multiculturele samenleving. Dit leidde naar een soort van raamwerk voor geloof dat niet meer centraal staat wanneer de mens zijn levensontwerp realiseert. M.a.w. er is meer dan alleen de geloofsovertuiging van de Kerk en de Christelijke geloofstraditie.

Vier uitingsvormen van het verlangen naar authenticiteit.
In dit onderdeel wordt er gezegd dat de evolutie naar een cultuur van authenticiteit niet gepaard gaat met de afname van religie. Hier denkt men vooral dat de sociale omgeving en structuren een grote invloed hebben. Want wanneer het vertrouwen in tradities wegvalt, heeft dat consequenties voor het individu:
1) verandering in de aard van het morele handelen ontdekken (dwz dat het handelen niet meer voorgeschreven wordt volgens tradities)
2) bij het individu kunnen we vaststellen dat er een veranderde attitude is tegenover het verleden
3) reflexieve twijfel, hij twijfelt aan zichzelf
4) biografisering, de mens bekijkt en beschrijft de werkelijkheid in termen van zijn levensloop. Dit gebeurd bv door muziek: schrijven van liedjes.

De menselijke ervaring van het fragment.

In de context van onderwijs en vorming overheerste er een lange tijd het idee dat indentiteit een geheel was. Jongeren doorliepen alle niveaus van het onderwijs en wanneer ze aan het einde waren gekomen, waren ze volwassen. Dit is o.a. te vinden in de ontwikkelingspsychologie en in zijn fasen en theorieën/modellen.
Volgens het onderwijs en vorming wordt er geen rekening gehouden met de levensloop van de mens. Het leren gebeurde volgens bepaalde modellen waarin er van ervaringsgericht leren geen sprake was. Het ideaal was kennisoverdracht.
Onderwijs had tot doel een zo volledig mogelijke, bestaande uit een voltooide en geïntegreerde identiteit, persoon te construeren.
Hier vertrekt men ook uit de verlangens van de mens. Als een mens zijn verlangens, dromen en idealen niet in vervulling kan brengen, voelt hij zich niet compleet. Een fragment is een toestand die nog niet is gerealiseerd en die het menselijk begrip en vermogen te boven gaat. In dit geval, het onvoltooide.
Het fragment toont ook dat de mens een wezenlijk verlangen heeft waardoor we ook het besef hebben dat we als mens kwetsbaar zijn. Het drukt een verlangen uit naar heelheid.
Vanuit een bepaalde visie op pluraliteit als volstrekte neutraliteit is dergelijke zelfoverstijging uitgesloten. Zelfoverstijging is pas mogelijk wanneer de mens zich niet in zichzelf opsluit, maar net uit is op toekomst en zichzelf als "fragment" ervaart.
Identiteitsvorming wil net een perspectief bieden om het leven als "fragment" te leven en te ordenen. De complexiteit van het dagelijkse leven, het steeds wisselende en de vaak ook onverwachte opeenvolging van tegengestelde ervaringen hebben nooit het laatste woord. De grond voor dit idee vinden we in de kern van het Christendom zelf, namelijk in de figuur van de levende Jezus, die als de exemplarische mens bij uitstek geldt.

Hoe geef je als katholieke school vorm aan een rationeel en pluriform katholicisme?
Katholieke scholen gaan uit van de erkenning en de waardering van de pluraliteit van levensverhalen. Het pedagogisch project katholiek onderwijs erkent de autonomie van het opgroeiend kind. Dit betekent niet dat onderwijs en vorming neutraal hoeft te zijn. Godsdiensten en levensbeschouwingen hoeven niet af te zien van pedagogische implicaties, eigen aan het pedagogische project, die verder reiken dan de eigen religieuze identiteitsvorming.
Vanuit een welbegrepen mens- en godsbeeld kan een halt worden toegeroepen aan een bepaalde pedagogische school die onderwijs en vorming als louter rationeel en technisch beschouwt. In hun onderlinge samenwerking voorkomen pedagogen en theologen dat levensbeschouwing en onderwijs ten opzichte van elkaar als vreemden zijn.

Hernieuwde aandacht voor de relatie tussen religie en onderwijs.
Op het eerste gezicht verbaast het allicht dat de relatie tussen religie en onderwijs ook institutionele consequenties heeft. Godsdienst is niet alleen een element van organisatie. Ze heeft ook een invloed op en is medebepalend voor het ethos van de school. Doorwerking van het Christendom blijft wel bijzondere aandacht krijgen in de school, ongeacht de leerlingenpopulatie (die is heel verscheiden).
In de moderniteit zijn beide (levensbeschouwing en onderwijs, religie en pedagogie) van elkaar losgekomen en hebben ze elk hun eigen parcours gereden. Maar meer en meer treedt de vraag naar een relatie tussen pedagogie en religie (tussen levensbeschouwing en onderwijs) opnieuw naar voren. De evolutie naar een multiculturele samenleving is hier niet vreemd aan.
Er zijn 4 belangrijke vragen die steeds terugkeren in het proces van identiteitsvorming: zinvraag, vraag naar rechtvaardigheid, vraag naar mezelf en de vraag naar identiteit.
De kern van de relatie tussen de levensbeschouwelijke input en pedagogische output van onderwijs draait rond de centrale vraag welk mens- en godsbeeld welk pedagogisch project draagt.

Investeren in de normatieve professionaliteit van de leerkracht.
De wijze waarop leerkrachten en docenten reflecteren op het eigen handelen speelt ook een belangrijke rol. In het bijzonder gaat de aandacht naar de context waarin dat handelen gebeurt. (vb. individuele waardeoriëntaties)
Men merkt dat de leerkracht niet alleen een professional is. Hij is bovendien ook een normatieve professional. Elke docent wordt uitgedaagd om de principes en inhouden die hij in het onderwijs binnenbrengt te verhelderen aan jongeren. En dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Wat maakt een leerkracht dan een goede leerkracht? Het behoort allemaal tot de professionaliteit van de leerkracht dat hij verder gaat dan het louter aanreiken van een koel orthodox begrippenkader.
De leerkracht is ook een bezieler, wegwijzer. Hij is voor jongeren een vorm van biografisch adviseur. We leven vandaag in een samenleving die niet alleen marktgericht is, maar tevens ook gericht op concultancy. Voor elk probleem dat men zich stelt, kunnen mensen wel ergens terecht bij een psycholoog of een therapeut. Van leerkrachten wordt verwacht dat ze uitblinken in datgene waar ze goed in zijn: onderwijs en vorming van jongeren en jongvolwassenen.

Algemeen besluit toegepast op het onderwerp syndroom van Down:


Dynamisch:
De school is een gemeenschap die veronderstelt in gesprek te gaan tussen leden van de school en van haar omgeving. Vb: Als een kind met SD naar regulier onderwijs gaat, is het de bedoeling dat er contacten gelegd wordt met zorgverstrekkende, individuele begeleiders vanuit de school of extern, maar ook met de ouders en eventueel artsen. Het is ook belangrijk dat de school openstaat voor het "anders" zijn van sommige (toekomstige) leerlingen. Dat men zich niet terugkeert als een kind met syndroom van Down er school wilt lopen. Het kind ontwikkelt zich meer en ook zijn identiteit krijgt meer vorm tijdens het volgen van school (regulier of buitengewoon onderwijs).

Rationeel:
De identiteit van het kind gaat meer tot ontwikkeling komen doordat er verhalen worden uitgewisseld (vb. andere "gezonde" kinderen leren meer over het kind met Down, doordat er zo iemand in hun klas zit, er komt een spreker iets vertellen rond het Downsyndroom, enz..) Ook leerkrachten leren hier veel uit. Zij leren een andere manier van omgaan aan, ze beïnvloeden ook het hele schoolgebeuren van het kind.

Pluriform:
Kinderen leren veel door met elkaar in gesprek te gaan. Ze praten over bepaalde uitstapjes, hobbies, ... over hun eigen geloof, cultuur, hun eigen tijdsgebeuren. Ook heeft een kind met syndroom van Down een andere wereld. Men leert omgaan met dit kind, zich empathisch opstellen, de leefwereld van het kind wordt verrijkt en ook onderzocht, men leert die leefwereld kennen. Het geloof is net zoals bij elk ander kind afhaneklijk van persoon tot persoon. Zoals in voorgaande berichten (reportage Jambers) kon je zien of men al dan niet gelooft in Sinterklaas.
Mensen met het Downsyndroom hechten veel belang aan kleine dingen in het leven, waardoor zij ook meer waarde en zin in het leven kennen/voelen. Indien men zijn eigen syndroom accepteert.
Om een indentiteit meer tot stand te brengen, moet men ook leren leven met een aantal "gebreken". Een handicap is niet altijd een handicap. Dat is afhankelijk hoe je ermee omgaat en ermee leert leven. Door acceptatie kan een handicap veranderen in een beperking. En als je dat kan, dan maak je het leven net iets aangenamer!

zondag 21 augustus 2011

Interview Downsyndroom

Om meer zicht te krijgen over het werken met kinderen met syndroom van Down, heb ik een interview afgenomen van Soetemans A.
Het interview moest normaal maar een 15-tal minuten duren. Doch, door de interesse en het stellen van bijkomende vragen, is dit wat uitgelopen tot 1u30min.
Ik heb dit filmpje bewerkt zodat je goed de vragen kan lezen die gesteld geweest zijn.



Bijkomende vragen aan een ergotherapeut:

Hoe geven jullie therapie aan deze mensen?

Vaak worden er groepstherapiën of individuele therapie gegeven. Bij ergotherapie gaan we onze therapie geven aan de hand van activiteiten. Zo kan men werken rond verschillende domeinen namelijk wonen, werken of schoolgaan, zelfredzaamheid, relaties , vrije tijd, mobiliteit,.... Wij gaan rond een van die domeinen dan een behandelingsplan uitwerken en we kunnen dit doen aan de hand van modellen, afhankelijk van de vraag en interesses van onze cliënt. Een voorbeeld kan zijn dat onze cliënt graag dieren ziet. Wij kunnen dan eventueel hypotherapie voorstellen aan onze cliënt. Een andere mogelijkheid is dat onze cliënt graag kookt, dan mag deze zeker elke week mee met de kookgroep. In de kookgroep kan de cliënt dan een taak op zich nemen bijvoorbeeld aardappelen schillen. Dit is natuurlijk afhankelijk van het niveau van de persoon.
Enkele modellen die we in onze opleiding gezien hebben zijn: het eigen-initiatief-model, mediërend leren, kleine stapjes, basale stimulatie, snoezelen, Sherborne,...

Rond welke doelen/aspecten werken jullie?

We hebben 5 domeinen waar we rond kunnen werken, namelijk wonen, werken of schoolgaan, zelfredzaamheid, relaties, vrije tijd en mobiliteit. Ik denk dat er bij personen met het syndroom van Down op alle domeinen gewerkt wordt, bv. bij zelfredzaamheid: het zich leren wassen en kleden. Het is afhankelijk van de vraag van onze cliënten en het cliëntsysteem (meestal de ouders) waarover gewerkt wordt.


Waarnaar streven jullie?


Een zo groot mogelijke integratie in de maatschappij is het uiteindelijke doel. Meestal wordt er gestreefd naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid bij een cliënt, je kan hier bijvoorbeeld denken aan het alleen wonen van een cliënt en dat deze werk heeft. Maar dit is weer afhankelijk van de cliënt en het cliëntsysteem.

zaterdag 20 augustus 2011

Literatuur

Hieronder vind je een aantal (kinder)boeken over iemand met het syndroom van Down. Bij ieder boek staat een kleine beschrijving. Er bestaat natuurlijk een heel gamma aan literatuur. Deze vind je in bibliotheken, boekhandels en dergelijke. Meer boeken op deze link.



Anders zijn:


Robin gaat met mama naar de kinderboerderij. Daar is een lief konijntje. Robin durft het konijntje niet op te pakken. Een jongen tilt het konijntje op en duwt het in Robins armen. De jongen ziet er een beetje anders uit dan andere jongens en hij praat en loopt ook anders. Hij heet Max en zorgt voor de dieren. Max lacht veel en heeft leuke plannetjes. Robin heeft met Max die middag veel plezier.
Als Max vraagt: 'Vriend?' weet Robin het wel: ja, ze worden vriendjes.




En toen kwam Linde:

Voor mij staat Linde in een knaloranje tuinbroek met een streepjes T-shirt en met een lach van het ene oor naar het andere. Ze houdt haar hand als een toeter voor haar mond.
"Dag Lowie!" trompettert ze voor de hele straat. Onvoorspelbare griet. Straks staat de hele buurt op de stoep. Ze doet me steeds meer aan Pippi Langkous denken. "Kom erin," mompel ik.

Lowie en zijn vader maken kennis met Linde, hun nieuwe buurmeisje. Het is het begin van een heel bijzondere vriendschap.




Sarah:

Sarah werd geboren op 9 januari 1992, een levendige baby waaraan op het eerste gezicht niets vreemds opviel. Maar al snel veranderde het betrekkelijk rustige leven van haar ouders in wanhoop en chaos toen bleek dat Sarah geboren was met Downsyndroom.

De weg die haar ouders moesten gaan om haar een menswaardig bestaan te geven was moeizaam, maar verrijkte ook hun leven; zij hebben geen enkele reden voor gevoelens van spijt, medelijden of schuld.

Het verhaal van Sarahs ontluikende, gelukkige en zinvolle leven zal elke ouder van een kind met Downsyndroom inspireren en bemoedigen en zal anderen helpen hun vooroordelen over en angsten voor deze stoornis weg te nemen.

Sarah, ons kind met Downsyndroom is een verhaal van liefde en overwinning.

'Het eerste wat je als ouder van een kind met Downsyndroom bij lezing van dit boek opvalt is de enorme herkenbaarheid, bijna alsof je eigen situatie beschreven wordt... Omdat Merriman een zeer ervaren professioneel auteur is, is dit boek niet alleen heel goed, maar bovenal steeds boeiend geschreven en - hoe moeilijk het onderwerp soms ook is - vaak met veel humor gekruid.' Erik de Graaf, directeur Stichting Down's Syndroom, in zijn Voorwoord.

donderdag 18 augustus 2011

Upside van Down

Upside van Down, aandacht voor de positieve kanten van Downsyndroom!

Stichting de Upside van Down zet zich in voor een positiever beeld van Downsyndroom. Er is al zoveel aandacht voor de zorg die een kind met Downsyndroom met zich meebrengt dat ze besloten dat het tijd werd nu ook eens aandacht aan de andere kant te besteden. Want die andere kant bestaat!

Kinderen (en ook volwassen mensen) met Downsyndroom brengen met dat chromosoom meer, ook de maatschappij zoveel meer. Het kost even tijd om dat te zien..... Maar wie het ziet is verkocht!

Met eigentijdse projecten laten ze zoveel mogelijk mensen steeds opnieuw zien dat Downsyndroom ook positieve kanten heeft. Omdat een goede beeldvorming aan de basis staat van acceptatie en integratie van mensen met Downsyndroom in onze maatschappij. En voor ons staat vast dat de maatschappij waardevoller wordt als mensen met Downsyndroom er hun bijdrage aan mogen leveren!



Wat leer ik hieruit?

Wat ik hier heel mooi aan vind, is dat men de visie van Down veranderd ziet.
De fotografe zag kindjes met syndroom van Down heel anders dan nu. Ze ziet de schoonheid die deze kinderen uitstralen.

Het is een nieuwe ervaring voor haar. Daarom heeft ze er ook een boek rond gemaakt. Zo toont ze ook aan de buitenwereld dat deze kinderen iets moois bijbrengen aan de maatschappij!

dinsdag 16 augustus 2011

Koppen reportage "Bewust kiezen voor Down"

Hieronder vind je een reportage van het programma Koppen (zender één). Deze reportage gaat over ouders met kinderen die het syndroom van Down hebben. Er wordt omschreven waarom sommige ouders bewust kiezen voor het houden van hun kind.

Reportage Koppen

Onderzoeksvraag: Waarom kiezen ouders voor een kind met het Downsyndroom?

Als de arts ziet dat het ongeboren kind een chromosoomafwijking heeft en denkt dat het kind syndroom van Down heeft, is het aan de ouders of ze al dan niet kiezen om het kind te houden.
Bij abortus wordt het ontwikkelingsproces van de vrucht/ongeboren kind afgebroken. Je krijgt dan een soort van miskraam.
Ouders zien dit soms als "hun kind vermoorden" en daarom houden ze het kind.
Ook in deze video had een moeder een tweeling waarvan één van de twee kinderen Down had. In die situatie gingen ze het ene kind vergif in het hart spuiten omdat abortus onmogelijk was, zonder het "gezonde" kind te "beschadigen".
Het ongeboren kind dat Down had, ging dan sterven in de baarmoeder terwijl het andere kind bleef ontwikkelen. Het dode kind bleef dan de volle zwangerschap in de baarmoeder en de moeder zou dan bevallen van een dood kind. Dit zag de moeder ook niet zitten vanwege het "het is mijn kind, ik wil niet dat je het doodt".

Andere ouders weten pas NA de geboorte dat het kind een afwijking heeft.

zaterdag 13 augustus 2011

Het Europees onderwijsbeleid en Bolognaverklaring: terug naar af?

Onderwijsrecht en onderwijsbeleid

De sociale staat van Vlaanderen

Zorguren ‘misbruikt' voor splitsen kleuterklassen

BRUSSEL (BELGA) - Veel scholen zijn genoodzaakt zorguren, uren voor gelijke onderwijskansen (GOK) en uren voor bewegingsopvoeding te gebruiken om overvolle kleuterklassen te splitsen, hoewel die extra middelen daar eigenlijk niet voor zijn bestemd. Dat zegt Guido Sauwens, woordvoerder van de Werkgroep Kleuterscholen Vlaanderen maandag, op basis van nog niet gepubliceerde resultaten van een rondvraag bij scholen.
Scholen krijgen middelen toebedeeld volgens het aantal kinderen dat ze ontvangen. Bedoeling is om in de kleuterscholen tot een gemiddelde te komen van maximaal 24 kinderen per klas.
Ondanks dat gemiddelde zitten er in de instapklassen vaak veel meer, zo stelt Sauwens.
In een reactie laat de woordvoerder van minister Smet weten dat de scholen over veel autonomie beschikken om de verkregen uren zelf in te vullen. Eerder kondigde Smet wel al de komst aan van een uitgebreide omkadering in het kleuteronderwijs. Bedoeling is dat nog voor het einde van de legislatuur, die loopt tot 2014, rond te krijgen.



Onderzoeksvraag: Portugal, Spanje, Frankrijk, Groot-Brittannië, Tsjechië en Roemenië hebben hun wet grondig gewijzigd waardoor ouders de keuze hebben tussen gewoon en buitengewoon onderwijs. Waarom lopen wij in Vlaanderen achter?
Ondertussen kunnen ouders nu ook al kiezen tussen regulier of buitengewoon onderwijs. Toch ziet de school dit soms niet zitten. Zoals je in bovenstaande artikel(s) kunt lezen, zijn er uren tekort in de kleuterklassen. Kleuterjuffen of -meesters hebben veel te veel kinderen waarvoor ze moeten zorgen. Neem nu dan een kind met Syndroom van Down hierbij. Sommige KO's zien dit niet zitten. Dit vergt nog meer energie en tijd. Het zijn ook niet alleen de KO's/scholen, maar ook ouders van "gezonde" kinderen. Zij kijken er vaak tegenop om hun kind naar school te laten gaan met iemand met Down.
Gelukkig doet niet iedereen dat!

Jambers reportage "Syndroom van Down"

Ik heb een reportage van Jambers bekeken (VTM).
Paul Jambers neemt een kijkje in de wereld van mensen die lijden aan het Downsyndroom.

In deze reportage (van 5 delen) zie je vooral de mensen met het Downsyndroom praten en handelen in het dagelijkse leven. Na deze reportage heeft men meer zicht over HOE iemand met dit syndroom leeft.

Ik wens je alvast veel kijkplezier.

Hieronder vind je de 5 delen van de reportage:

Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Deel 5


Onderzoeksvraag: Gezichtspunt van een kind met syndroom van Down?

Om deze vraag te beantwoorden bespreek ik de reportage van Jambers.

Deel 1:

Steven is 25 jaar en is een man van deze tijd. Hij leeft in zijn eigen wereld. Hij kan lezen noch schrijven. Hij weet wel wat er van hem verwacht wordt door het "lezen" van de prenten. Hij is een gelukkig en tevreden man, hij heeft alles.
Tijdens de week verblijft Steven in een tehuis en in het weekend is hij bij zijn ouders.
Je merkt dat Steven langzamer is, hij heeft een ander levensritme. Hij heeft zoveel aandacht voor de kleine dingen. Voor hem is het verstandelijk denken EEN vorm van het leven.
Steven's fantasiewereld is ongeremd. Hij leeft in het heden en niet in het verleden, op DIT ogenblik. Hij denkt heel eenvoudig.
Als hobby speelt Steven graag op de orgel, het is zijn eigen muziek.
Hij heeft ook zijn eigen logica omtrent Sinterklaas.
Steven is een echte kindervriend. Ook met zijn buurmeisje (die SD heeft) heeft hij veel contact.

Deel 2:
Anouk is 13j. en doet aan ballet. Voor haar moeder moet Anouk zoveel mogelijke vaardigheden verwerven. Anouk krijgt een normale opvoeding.
Ze speelt heel graag piano. Dit doet ze a.d.h.v. kleurengebruik (toetsen, partituur an vingers). Ze reist graag naar Parijs. Voor haar is dit een fantastische beleving!

Deel 3:
Erik werkt in een bakkerij, niet ver van zijn instelling. Hij is tweetalig en droomt ervan om ooit bakkersschool te volgen en een eigen bakkerij te openen.
Hij is smoorverliefd op een meisje in zijn instelling, Fabienne. Hij noemt zichzelf ook 1j. verloofd met haar. (Dit is alleen een droom)

Deel 4 & 5:
De tweeling Nele en Catelijn zijn 25 jaar. Ze hebben het bijzonder onderwijs afgemaakt en wonen bij hun moeder. Ze genieten het meeste van muziek beluisteren en maken. Vooral marsmuziek en tirolermuziek. Nele schrijft en typt ook graag brieven naar haar vrienden en vriendinnen.
Beiden kunnen ze heel moeilijk uit aan woorden. Ze moeten er vaak naar zoeken.

Algemeen:
Het is moeilijk om als "gezonde" persoon zich te plaatsen in iemand met Down.
Toch blijf je maar zien dat deze mensen zoveel genieten van het leven. Ze staan stil bij kleine dingetjes, terwijl wij daar snel overkijken! Ook deze mensen willen graag iets bereiken in onze maatschappij. Je ziet hen daarnaar streven/dromen/werken...
Het is goed dat er zulke mensen zijn op onze wereld. Wij als "normale" mensen kunnen heel veel van hen leren!!

Religion & Ethics

In een Engels tijdschrift "Religion & Ethics" verscheen er een interview rond her syndroom van Down.

KIM LAWTON , guest anchor: Expanding medical technologies continue to create a host of new ethical dilemmas. For example, researchers can now detect early in a pregnancy if a fetus has Down syndrome. The condition usually results in some degree of physical and mental disability. Armed with that information, some expectant parents face the wrenching decision of whether to terminate the pregnancy. Bob Faw reports.

Video

Het artikel uitgetypt

Downsyndroom en religie

‘Een bijzondere zonde’. Religie en Down

Geschreven door Bart Coenen
donderdag, 08 juli 2010 15:55

Waarom krijgen mensen een kind met het downsyndroom? Sommigen zoeken en vinden het antwoord bij een religie. Dat die antwoorden niet altijd even leuk zijn, blijkt uit een artikel dat verscheen in het Nederlandse Reformatorisch Dagblad1.

Waarom krijgen mensen een kind met het downsyndroom? Toen wij onze dochter Marie kregen, heb ook ik er me het hoofd over gebroken. Hoe het kan, dat weten we wel. De wetenschap biedt duidelijke antwoorden op de ‘hoevraag’, maar ik was te slecht in genetica om dat wetenschappelijk antwoord foutloos te kunnen reproduceren. Als ik het zou willen, ik zou kunnen, maar niet zonder flink wat studiewerk. Voorlopig hou ik het maar op: ‘Het is iets met chromosomen.’ Op de waaromvraag heeft de wetenschap (voorlopig) geen antwoord.

Het volledige artikel vind je in onderstaande link.

‘Een bijzondere zonde’. Religie en Down


Voor we onze onderzoeksvraag beantwoorden, ben ik nog verder op het net gaan zoeken naar andere visies. Ik kwam terecht bij een lezing van Marieke de Vrij. Zij is lid van een landelijke werkgroep spirituele pedagogiek. Marieke is mediamiek begaafd en gelooft in reincarnatie, chakra's en aura's. Ze vertelt in haar lezing wat haar spirituele interpretaties zijn bij mensen met het syndroom van Down. Zeker de moeite waard om te lezen!

Hoe kunnen mensen met het Syndroom van Down in waardigheid hersteld worden?


Onderzoeksvraag: Downsyndroom: straf van God? (religie?)


Als men deze vraag een paar tientallen jaren geleden zou stellen, zou men zeggen dat het een straf van God is. Men zou zeggen dat je een zonde hebt gedaan. Vb. je hebt je man bedrogen met de melkbuur. Je hebt je ander kind mishandeld, je staat in schulden,.... Voor de kleinste zonde werd dit gezien als een STRAF van GOD.
Nu, in deze tijd spreekt men daar niet meer over. De oude generatie kan deze visie nog hebben, maar deze is in onze hedendaagse moderne tijd achterhaald.

Meestal is het de moeder die zich deze vraag stelt. Wat heb ik misdaan tijdens die 9 maanden zwangerschap? Ik heb medicatiegenomen voor "dit", daar zal het toch niet aan liggen? Oh neen het is mijn schuld...!
Het syndroom van Down is puur iets in de chromosomen. Daar kan de moeder noch God iets aan doen.
Dus als men vraagt: "Waarom heeft mijn kind het syndroom van Down?" antwoordt men meestal: DAAROM, en daar kan je helemaal niets om doen.

Zoalng men weet dat ook dit "speciaal" kind HEEL VEEL LIEFDE nodig heeft!

dinsdag 9 augustus 2011

Stichting Down Syndroom

De SDS werd op 22 maart 1988 opgericht door een groep ouders van jonge kinderen met Down syndroom. Meteen vanaf het begin publiceerde de Stichting onder de naam "Down + Up" ieder kwartaal een nieuwsbrief, die later werd omgevormd tot een echt, kwalitatief hoogwaardig, "glossy" magazine. Tegenwoordig omvat ieder nummer minstens 60 pagina's, waarvan een gedeelte primair gericht is op professionals. Het belangrijkste doel ervan is nog steeds ouders zowel als beroepskrachten aansluiten op dezelfde bron van kwalitatief hoogwaardige informatie over Down syndroom. Van buitengewoon belang is verder dat de SDS alles deed dat in haar vermogen lag om de informatie waarover zij beschikte zo spoedig mogelijk nadat de diagnose gesteld was in de gezinnen te krijgen. In de praktijk betekent dat vaak vrijwel onmiddellijk na de geboorte.

Omdat de SDS zo gemakkelijk vindbaar is voor de ouders van pasgeborenen, alleen al vanwege haar naam en verder vanwege haar laagdrempeligheid en de kwaliteit van de informatie die zij produceerde, wordt de SDS door steeds hogere percentages van ouders van opeenvolgende geboortecohorten geraadpleegd.





Wat leer ik hieruit?


Ik vind het heel belangrijk dat er organisaties bestaan voor mensen die te maken hebben met het syndroom van Down. Er is nog steeds te weinig hulp hierrond. Ouders die net een kind krijgen met het syndroom, krijgen te weinig advies hierover. Dit hoor je ook bv. in het interview met Soetemans A. dat het advies soms iets te laat komt. De site van SDS staat boordevol informatie rond het Downsyndroom. Ook is er veel literatuur te vinden rond onderwijs, scripties, boeken, enquêtes,... Als je meer informatie rond dit onderwerp zoekt, kan je op deze site altijd terecht: Stichting syndroom van Down

zaterdag 6 augustus 2011

Leren samen leven

101 tips voor het bevorderen van de sociale integratie van kinderen met Downsyndroom

In deze brochure zet SDS-onderwijsmedewerker Gert de Graaf alle denkbare aspecten van sociale integratie overzichtelijk bijeen. Hij baseert zich daarbij op door hem uitgevoerd literatuur- en veldonderzoek met betrekking tot regulier onderwijs. Vrijwel alle hier genoemde tips zijn echter ook bruikbaar in andere situaties dan de gewone school, bijvoorbeeld op de korfbalclub, de scouting of in het speciaal onderwijs.
De auteur is ervan uitgegaan dat de leerlinggebonden financiering (LGF) alleen maar is uitgesteld en niet afgesteld. In feite betreft het hier een samenvatting van drie eerdere SDS-uitgaven, t.w. de ‘Leidraad voor de onderwijskundige begeleiding van leerlingen met Downsyndroom’, ‘Sociale integratie gaat niet vanzelf’ en ‘Een wereld van verschil’. Met elkaar 200 bladzijden in tijdschriftformaat teruggebracht tot 36 pagina’s in brochurevorm.


Downsyndroom in regulier basisonderwijs

De spraak/taalontwikkeling blijft bij kinderen met Downsyndroom vaak achter. Toch is het belangrijk om spraak te ‘eisen'. Laat het kind veel dingen systematisch benoemen en ondersteun spraak visueel met bijvoorbeeld gebaren en/of plaatjes. Gebruik korte zinnen, gun het kind de tijd om de zinnen te verwerken en te reageren. Ook kan je spraakproblemen soms omzeilen door een kind aan te laten wijzen in plaats van te praten. De spraakontwikkeling loopt vaak achter bij het taalbegrip. Ga bij het inschatten van wat het kind begrijpt dus niet uit van hoe het praat.

Kinderen met Downsyndroom hebben meestal een minder goede werkhouding. Wissel daarom moeilijke en makkelijke taken af, integreer een ´saaie´ taak in een activiteit die het kind aanspreekt, stel een beloningssysteem in, creëer enige keuzevrijheid, stel duidelijke eisen, biedt meer hulp bij moeilijke taken en prijs het kind uitdrukkelijk voor goed werkgedrag. Een duidelijk overzicht van een dagtaak kan ook helpen.

Een kind met Downsyndroom heeft het meeste baat bij een zo groot mogelijke participatie in het ‘normale' programma van de klas. Het leidt tot meer gedeelde ervaringen en dit draagt bij aan de mate waarin het kind door zichzelf en door klasgenoten als lid van de groep wordt gezien. Als het nodig is, kan het kind ondersteund worden door bijvoorbeeld de eisen aan te passen, het kind één-op-één voor te bereiden en tijdens de activiteit extra begeleiding in te zetten. Biedt meerdere malen per week korte begeleidingsmomenten aan in plaats van alles op één dag.

Leespraat bij Downsyndroom in het reguliere onderwijs










Informatie bij deze video:

Praten
Typerend voor kinderen met het Downsyndroom is dat het begrijpen relatief ver voorloopt op het praten. De ontwikkeling van het praten wordt bij hen vaak bemoeilijkt doordat zij auditief zwak zijn: ze hebben problemen met het gehoor (gehoorverlies) en met de auditieve verwerking van informatie. En dat remt hun verdere ontwikkeling, want slecht kunnen praten vormt een hindernis voor het denken. Door te praten, met anderen en in zichzelf, leren kinderen reflecteren op de wereld om hen heen en deze structureren en begrijpen.

Visualiseren
Door taal visueel, in de vorm van geschreven woorden, aan te bieden worden de auditieve beperkingen van kinderen met Downsyndroom omzeild. Er zijn daarom methoden ontwikkeld om het praten van Downkinderen te stimuleren door hen op jonge leeftijd te leren lezen.

Leespraat
Een in Nederland ontwikkelde methode is 'Leespraat'. Vergeleken met de gangbare leesmethoden stelt Leespraat minder eisen aan de auditieve vaardigheden. In plaats van te leren lezen via het spellen van woorden, zoals gebruikelijk is in groep 3 van de basisschool, leren Downkinderen met deze methode direct hele woorden ('globaalwoorden') herkennen.

Leerlijn
De methode 'Leespraat' kan worden toegepast bij kinderen met Downsyndroom vanaf twee jaar en vormt een doorgaande leerlijn vanaf de peuterleeftijd door alle schooljaren heen. De taal- en spraakontwikkeling staat daarbij voorop: 'leren lezen om te leren praten'.

Praktijk

Op de video is te zien hoe op basischool De Windroos in Wijk bij Duurstede de Leespraat-methode wordt toegepast bij Indy, een zesjarige jongen met het syndroom van Down. De video toont hoe het lezen gebruikt kan worden om de ontwikkeling van praten en auditieve vaardigheden te bevorderen en hoe Leespraat in de dagelijkse praktijk op een reguliere basisschool kan worden toegepast.

Onderzoeksvraag: Hoe reageren/omgaan met kinderen met syndroom van Down in het reguliere onderwijs? (Kleuteronderwijs?)

In het regulier onderwijs krijgt een kleuter met syndroom van Down extra begeleiding. De KO zorgt ervoor dat er aangepaste activiteiten zijn voor het kind. Zij zorgt ook voor wat extra begeleiding. Maar naast de KO zijn er ook andere personen die het kind bijstaan in het functioneren in de kleuterklassen. Je hebt bijvoorbeeld individuele/persoonlijke begeleiders, GON-begeleiders, logopedist,... in deze video begeleider van leespraat,
In deze video wordt vooral gewerkt rond het lezen en spreken. Ze werken van globaal naar analitisch en van visueel naar auditief.
Ze zorgen ervoor dat het kind eerst hele woorden leert (in een keer), daarna laat men het kind steeds beter kijken naar de woordjes (link leggen tussen het visuele en auditieve) DAN pas kijkt mijn naar de spelling. Maar de spelling is hier niet het belangrijkste!! Ze willen vooral dat het kind BEGRIJPT wat er gezegd wordt. Dit doen ze ook door heel wat op te schrijven wat er gezegd wordt.
Doordat ze ook zo werken, kan het kind ZICHZELF ook duidelijk kan maken. Dat is al heel wat voor zo'n kind.

Vb. van een aangepaste activiteit uit mijn stage:
Je hebt een verhaaltje voorgelezen aan de kleuters. Je hebt de verhaallijn uitgetekend in een 6-8 aantal prenten. Deze staan door elkaar. Je laat de kinderen de prenten uitknippen en op volgorde plaatsen zoals het verhaal ging. Deze worden dan aan elkaar geniet. Ze mogen de prenten dan nog inkleuren. Nu hebben ze zelf het verhaaltje.

Voor het kind met het syndroom van Down kan je het volgende doen:
Je helpt het kind bij het uitknippen van de prenten. De kniplijn is heel duidelijk en dik. Je houdt het papier vast en stuurt mee hoe het kind moet knippen.
Hierna kan je alle plaatjes neerleggen voor het kind. Hij kan nu alle plaatjes goed zien. Je toont het voorbeeldboekje aan de kleuter. Je vraagt bijvoorbeeld: Zoek mij deze prent eens. Je kan samen met d ekleuter d eprent nochmaals beschrijven. Zo kan je verder werken tot je ook bij hem het eindresultaat hebt.

De andere kleuters kunnen dit grotendeels zelfstandig. Je vraagt, voor de activiteit van start gaat, hoe het verhaaltje ging. Je laat ze aan het werk gaan. (hou ze wel af en toe in de gaten!) Als alle kleuters de prenten op volgorde geplaatst hebben, laat je de kleuters het evrhaal nog eens voorlezen ter controle van de volgorde. Je kan ook altijd een voorbeeldexemplaar ergens achter laten.

Regulier vs buitengewoon onderwijs

Kenmerken basisschool VS zmlk scholen

Kenmerken van de basisschool


* Open deuren
* Grote klassen
* Alles op één niveau
* Geen of weinig speciale aanpassingen
* Aanmelding gebeurt via inschrijving
* Meestal een klassikaal leersysteem
* Een leerkracht voor de groep, soms met steun van een onderwijsassistent(e)
* De school ligt in de buurt waar het kind woont
* Na het 6de leerjaar gaan de kinderen van school af naar een school met een nieuwe naam


Kenmerken zmlk (zeer moeilijk lerende kinderen) school/buitengewoon onderwijs:

* Bij de aanmelding vinden toelatingsonderzoeken plaats. (onderzoeken door veel verschillende mensen: schoolarts, orthopedagoog/psycholoog, maatschappelijk werker, interne begeleidster(s) )

* Kleine klassen

* Per groep is er een leerkracht en een klassenassistente werkzaam

* Elke leerling heeft een eigen individuele hulpvraag, en ook een individueel handelingsplan

* Speciale aanpassingen zoals keukens in de lokalen, dagritmekaartjes, veel visualisatie.

* Er vindt regelmatig een leerlingbespreking per klas plaats. Daarin zitten de mensen van de begeleidingscommissie, en de leerkracht en assistente van de betreffende groep.

* De school ligt meestal niet in de directe woonomgeving van het kind. Hij of zij is meestal aangewezen op speciaal vervoer. Er wordt op de zmlk school wel aandacht besteed aan ‘openbaar – vervoer - training’

* De leerling blijft gedurende langere tijd /maximaal tot zestien jaar leerling van een school.

Onderzoeksvraag: Buitengewoon onderwijs of regulier onderwijs?


Voor men hier een keuze in maakt, moet men goed weten waartoe het kind allemaal in staat is. Hoe is zijn ontwikkeling(sleeftijd), kan hij mee functioneren (al dan niet in het regulier onderwijs). Men kijkt ook naar de ernst van het syndroom.
Sommige kleuters met Down kunnen perfect functioneren in een gewone kleuterklas. Ze hebben dan wel aangepaste activiteiten door de KO, en een aantal zorguren van een zorgcoördinator. Deze coördinator neemt het kind dan bij zich en traint het kind op specifieke vaardigheden. vb. motoriek, grijpen.
Deze kleuters kunnen goed mee met de kleuters tot de derde kleuterklas. Hierna beginnen de ouders zich meestal af te vragen of hun kind al dan niet regulier onderwijs verder kan volgen.

Sommigen kiezen bewust voor buitengewoon onderwijs. Hier krijgen de kleuters meer zorguren van een coördinator, wat soms veel beter is.

Onderzoek levert ondersteuning op voor de stelling dat leerlingen met Downsyndroom zich beter ontwikkelen in het regulier onderwijs. Voordelen zijn aangetoond met name op het gebied van schoolse vaardigheden en op het gebied van de spraak-/ taalontwikkeling.

Om tot slot een conclusie neer te schrijven:
Er is geen antwoord op "wat is beter, regulier of buitengewoon onderwijs". Dit is afhankelijk van de ernst van het syndroom, van kind tot kind. Ouders vragen hier best meer advies over.

vrijdag 5 augustus 2011

Enquête

Om meer informatie te verkrijgen over ouders met een kind met syndroom van Down, had ik een enquête opgesteld en deze laten verspreiden in het Balanske, een buitenschoolse activiteitencentrum voor kinderen met een handicap. Ouders met een kind dat syndroom van Down heeft, mochten deze invullen.

Enquête Syndroom van Down

Conclusie:
Doordat er weinig tot geen enquêtes ingevuld waren, kon ik ook geen concrete gegevens hieruit halen.
Wat ik kan vertellen hieruit is dat, ook al is het kind een paar jaar ouder geworden, de ouders blijven nog lang met vraagtekens en voelen zich er ook niet goed bij om hier openlijk over te praten (zelfs anoniem).

woensdag 3 augustus 2011

Wat is het syndroom van Down precies?

Voor we beginnen met het onderzoek is het belangrijk dat we weten WAT het "syndroom van Down" precies betekent. Hiervoor raadpleegde ik Wikipedia als bron, samengevoegd met andere informatie. Ik heb de belangrijkste woordjes in het vet aangeduid.

Wat moet men weten van het "Downsyndroom"?

Het syndroom van Down of downsyndroom is een aangeboren afwijking die gepaard gaat met een verstandelijke beperking, typerende uitwendige kenmerken en bepaalde medische problemen.


Uitwendige kenmerken:
(bron: http://www.qtsdejong.nl/downsyndroom/uiterlijkekenmerken.)

Hoofd en gezicht
Kind met  Downsyndroom Het hoofd van mensen met Downsyndroom is vaak kleiner dan gemiddeld en het achterhoofd is dan iets afgeplat. Daarnaast zijn bij baby's de schedelnaden vaak wijder dan normaal. Aan het gezicht is bijna altijd goed te zien dat het kind Downsyndroom heeft, onder andere doordat het er vlak uitziet, doordat de onderliggende beenderen niet volledig zijn ontwikkeld. Het kind heeft vaak smalle oogspleten, die naar de zijkant van het gezicht iets omhoog lopen. Daarbij komt scheelheid in hoge mate voor bij kinderen met Downsyndroom. Het duurt bij deze kinderen langer voordat de bewegingen van beide ogen goed worden gecoördineerd, door de verminderde spierspanning. Vaak trekt deze scheelheid bij als er voldoende geoefend wordt in het coördineren van de oogbewegingen, bijvoorbeeld door het volgen van een bewegend voorwerp en na verloop van tijd is de scheelheid vaak volledig weg. Het is ook belangrijk in de gaten te houden of het kind goed ziet, veel kinderen met Downsyndroom blijken bijziend of verziend te zijn. De neus is vaak kleiner dan gemiddeld, terwijl de neusbrug wel redelijk breed is. De neus- en bijholten zijn kleiner dan normaal, wat het kind meer vatbaar maakt voor verkoudheid. Ook de mond en oren zijn vaak kleiner dan normaal. Daarnaast is de tong soms dikker, waardoor het kind de neiging heeft met zijn tong buiten zijn mond te lopen, zeker als de neus door verkoudheid verstopt zit. Omdat dit de kans op infecties, een droge tong en kloofjes in de lippen verhoogt, is het belangrijk het kind te leren zoveel mogelijk door de neus te ademen en de mond dicht te houden.

Tanden
Kinderen met Downsyndroom krijgen vaak later dan gemiddeld hun melktanden en deze komen ook minder regelmatig door. Daarnaast duurt het meestal langer voordat ze beginnen met wisselen, waardoor het melkgebit veel slijt. Tandenknarsen komt bij kinderen met Downsyndroom veel voor, wat ook voor slijtage van tanden en kiezen zorgt. Het is mogelijk dat door de verminderde spierspanning in de tong de tanden minder goed schoongehouden worden door de tong, wat tot tandvleesontsteking kan leiden. Het is belangrijk te zorgen voor een goede mondhygiëne, ondanks dat dit door de kleine mond vaak moeilijk is.

Gehoor
Doordat de schedel kleiner is dan normaal zijn ook de gehoorgangen en de oorholten kleiner dan normaal. Dit heeft tot gevolg dat ongeveer 80% van de kinderen met Downsyndroom last heeft van gehoorverlies in één of beide oren. Dit komt doordat de kleine oren gemakkelijk verstopt kunnen raken, wat kan leiden tot een middenoorontsteking. Hierbij is het middenoor gevuld met vocht in plaats van met lucht. Daarnaast kunnen in de kleine gehoorgangen gemakkelijk proppen oorsmeer ontstaan die de gehoorgang afsluiten. Ondanks dat het in veel gevallen om licht gehoorverlies gaat, is het belangrijk dat het gehoor vanaf de leeftijd van ongeveer zes maanden regelmatig wordt gecontroleerd.

Handen en voeten
De handen en voeten van kinderen met Downsyndroom zijn ook karakteristiek. Deze zijn vaak korter dan normaal. Zij hebben soms een dwarse lijn over de handpalm lopen, en de pink heeft soms maar één buigplooi. Bij de voeten is er een grotere ruimte tussen de grote teen en de teen ernaast en op de voetzolen is vaak een opvallender lijnenpatroon waar te nemen.

De armen, benen en nek tonen vaak kort in verhouding met de romp.



Het syndroom van Down wordt veroorzaakt doordat het erfelijk materiaal van chromosoom 21 in drievoud voorkomt (in plaats van in tweevoud). Vroeger werd in de wetenschap wel gesproken van mongoloïde idiotie of mongolisme, tegenwoordig is het officiële gebruik van deze term verdwenen. Mensen met het syndroom van Down worden soms nog wel aangeduid met 'mongool', hoewel het syndroom niets met mongolisme te maken heeft. Mongool wordt eerder als beledigend beschouwd.

donderdag 28 juli 2011

Onderzoeksvragen

Om mijn onderzoek tot een goed einde te brengen heb ik een paar onderzoeksvragen opgesteld:

- Hoe reageren/omgaan met kinderen met syndroom van Down? (Kleuteronderwijs?)

- Buitengewoon onderwijs of gewoon onderwijs? (wanneer wel en wanneer niet?)

- Gezichtspunt van een kind met syndroom van Down?

(- Hoe de ontwikkeling verbeteren/stimuleren zodat het kind toch gewoon onderwijs kan volgen?)

- Hoe katholieke scholen er tegenaan kijken in vergelijking met gewone scholen

- Wat denken mensen bij "het syndroom van Down" en hoe gaan ze ermee om?

- Downsyndroom: straf van God? (religie?)

- Portugal, Spanje, Frankrijk, Groot-Brittannië, Tsjechië en Roemenië hebben hun wet grondig gewijzigd waardoor ouders de keuze hebben tussen gewoon en buitengewoon onderwijs. Waarom lopen wij in Vlaanderen achter?

Mijn mening

Eerst en vooral wil ik iets vertellen over abortus: dit is afhankelijk van persoon tot persoon. Als je weet dat je zwanger bent en opeens hoor je dat je kind Down heeft... Het is in ieder geval een hele zware en moeilijke beslissing.

Persoonlijk vind ik dat kinderen met syndroom van Down een gewone school kunnen proberen. Dan bedoel ik in het kleuteronderwijs. Het is wel belangrijk dat de ouders goed geïnformeerd en begeleid worden. In het kleuteronderwijs krijgt het kind de kans om zich sociaal meer te ontwikkelen. Niet alleen het kind met Down heeft hierbij voordelen, ook de andere kinderen. Zij leren omgaan met een kind dat "speciaal" is , "anders" dan hen. Ze leren dat niet iedereen hetzelfde is. Hier leren dus zowel de kinderen als het kind met Down zich sociaal te ontwikkelen.

Ieder kind leert op een speelse wijze. Naarmate het kind in het derde kleuterklasje zit, kan men al nadenken of dit kind inderdaad in het gewoon of buitengewoon onderwijs hoort. Ik denk dat dit afhankelijk is van kind tot kind. En natuurlijk van de ontwikkeling van dit kind.

Ik heb zelf stage gelopen in een 3de kleuterklasje waarin een kind zat met syndroom van Down. Hij had zijn eigen manier van speels leren, maar hij kon het wel. Wat de KO voor ogen had, bereikte ze ook stilletjes aan.
Ik vond het ook moeilijk om een goede manier te vinden hoe op dit kind te reageren. Bij het ene kind kan je snel zeggen "neen dat mag niet", waar je met het kind met Down het anders moet aanpakken.
Ook in "activiteiten geven" was het een andere doelstelling. Tijdens het geven van een activiteit kwam het kind met Down bij me. De KO zei dat ze het kind bij haar ging nemen. Dit hoefde niet voor me. Ik heb de activiteit toen aangepast zodat ook dit kind kon meewerken aan de activiteit. En hij toonde zoveel plezier in die activiteit dat ik er zelf heel veel van genoot.

Ik heb in mijn vorige opleiding (Ergotherapie) veel geleerd over mensen met een beperking/handicap, dus ook mensen met een mentale achterstand (vb. NAH). Deze kennis kon ik wat linken met deze stage. Bij kleuters is het toch nog heel wat anders dan bij ouderen.
Deze stage was voor mij dan ook een hele leerrijke ervaring op het geven van activiteiten aan kleuters met het syndroom van Down in je klas.
Maar liefde krijg je zeker terug! Meer dan je soms zou denken!

Motivering artikel

Het onderwerp kinderen met syndroom van Down is gelinkt aan levensbeschouwing omdat het omgaan met kinderen niet een "zomaar" gebeuren is. We moeten rekening houden met een aantal factoren, zoals "hoe gaan we om met deze kinderen?". Wat weet men over dit syndroom?

Sommige ouders vragen zich af WAAROM hun kind syndroom van Down heeft. We weten WAT het is. Maar de WAAROM-vraag blijft steeds open. Is het een straf van God? Ieder individu heeft er zijn eigen visie/geloof/gedachtegang over.
In het artikel wordt de link met religie als volgt gelegd: er wordt vermeld dat Portugal, Spanje, Frankrijk, Groot-Brittannië, Tsjechië en Roemenië hun wet grondig gewijzigd hebben en ouders de keuze laten tussen gewoon en buitengewoon onderwijs. Hoe staan deze landen tegenover Down? Waarom lopen wij in Vlaanderen achter?

De link met onderwijs is hier heel duidelijk. Er is een discussie over het plaatsen van kinderen met syndroom van Down in het normaal of buitengewoon onderwijs.Wanneer doen we dit? Wat zijn de voor- en nadelen?

Startartikel

Artikel "Kinderen met Down horen thuis in gewoon onderwijs"



21 oktober, 16:26

Inclusie van kinderen die lijden aan het syndroom van Down in het normaal onderwijs zou eigenlijk de standaard moeten zijn. Dat zegt Prof. Jo Lebeer in het medisch weekblad de Huisarts. Als de maatschappij deze mensen te weinig integratiekansen geeft, betekent dat volgens hem dat de handicap eigenlijk bij de maatschappij ligt.

Met zijn pleidooi voor de integratie van kinderen met syndroom van Down in het normale onderwijs speelt Prof. Jo Lebeer (Centrum voor Eerstelijns- en Interdisciplinaire Zorg van de Universiteit Antwerpen en extern expert van het Down Team van het UZA) in op de visie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO). De WGO stelt dat andersbegaafde mensen volwaardige burgers zijn en dat er geen reden is om hen in aparte instellingen van de maatschappij af te sluiten.

"Zowel de kinderen met Down als de 'kinderen met een typische ontwikkeling' varen er wel bij. Kinderen met Down omdat ze enkel een aangepast sociaal gedrag kunnen ontwikkelen wanneer ze leven in een omgeving waarin ze worden geconfronteerd met de vigerende gedragsregels. Voor de andere kinderen is het goed om te leren omgaan met diversiteit. Een kind met Down als schoolkameraad kan daarbij helpen."

Recht op inclusief onderwijs

Het idee van inclusief onderwijs ontstond in 1994. De slotverklaring van de Unesco-conferentie in Salamanca stelt dat inclusief onderwijs de norm moet zijn. Dit werd in 2006 geratificeerd door de Conventie voor Rechten van Personen met een Handicap van de Verenigde Naties.

Jo Lebeer wijst erop dat een conventie, in tegenstelling tot een verklaring, kracht van wet heeft: "Er staat letterlijk in deze Conventie dat alle kinderen met een handicap recht hebben op inclusief onderwijs en dat de overheid geld en maatregelen ter beschikking moet stellen om dat recht te laten uitoefenen. Dat impliceert dat ouders klacht kunnen indienen bij het Hof van Straatsburg als hun kind inclusief onderwijs wordt ontzegd."

Vlaanderen loopt achter

Inclusief onderwijs bestaat vandaag ook in Vlaanderen al. Maar toch loopt Vlaanderen achter op landen als Portugal, Spanje, Frankrijk, Groot-Brittannië, Tsjechië en Roemenië die recent hun wet grondig wijzigden en ouders de keuze laten tussen gewoon en buitengewoon onderwijs.

In landen die al een langere traditie hebben inzake inclusief onderwijs (Noorwegen en Italië) zitten alle kinderen met Down in het gewone onderwijs. Vlaanderen bengelt samen met Zwitserland en Duitsland achteraan. Ongeveer 85% van de kinderen met speciale behoeften zitten in het buitengewoon onderwijs.

Bron: http://www.vandaag.be/

Welkom op mijn weblog

Hallo en welkom,

Ik ben Katjuscha De Beul en studeer aan de Katholieke Hogeschool in Leuven voor kleuterleidster.

Voor het vak Religie-Zingeving-Levensbeschouwing (RZL) heb ik de opdracht gekregen om een onderzoek op te starten over een levensbeschouwelijk onderwerp dat eigentijds, actueel en onderwijsgerelateerd is.
Het onderwerp dat ik gekozen heb gaat is "kinderen met syndroom van Down".
Horen kinderen met syndroom van Down in een normale/gewone school of in het buitengewoon onderwijs? Om daar een goed antwoord op te formuleren ging ik op onderzoek.

Op deze weblog vind je een aantal artikels, videofragmenten en meer over kinderen met syndroom van Down die verder uitgediept worden.

Ik wens je alvast veel lees- en kijkplezier op mijn weblog!

Katjuscha